Nederlands: Negatief. Op 3 september komt de Gouvernementsstomer Edi, met op sleeptouw het Marineschip Arend, aan in Dobo op de Aroe-eilanden. Botanist Pulle schrijft in zijn expeditieverslag van de Derde Zuid-Nieuw-Guinea Expeditie van 1912-1913 hierover: "Het plaatsje Dobo, waar weer kolen moeten ingenomen worden, behoort tot de meest beruchte "negorijen" van den Archipel. .... Het is bijna geheel bewoond door Japanners, die van de parelvisscherij leven, terwijl het ook een zekere bekendheid heeft door den uitvoer van paradijsvogelhuiden. De plaats ligt op op een zandige landtong, die veel te weinig ruimte biedt voor het vrij groote aantal huizen, welke laatsten dan ook op elkaar gepakt staan als in een groote stad. Niemand heeft er spijt van, dat we den volgenden dag weer moeten vertrekken". Ook G.M. Versteeg wijdt enkele regels aan het plaatsje in zijn ongepubliceerde verslag: ".......Reeds vroeger waren de Edi bewoners aan wal gegaan. Zij hebben een tocht naar de vuurtoren gemaakt, 5/4 uur van Dobo (gemaakt) en kwamen pas om een uur of 12 terug. Dobo is wat uitgebouwd, het ligt op een koraalpunt met strand; achter de kampong ligt Bako bako. - Dobo is zelfs een petroleum verlichting rijk, 't was haast als uitgestorven, vnl. Chineezen en Japanners wonen hier, waarvan de laatste zich met parelvisscherij op de Oostkant van de Aroe-eilanden bezighouden".. Straatgezicht te Dobo, Aru-eilanden